Net zoals bij beleggen in aandelen, zijn er een aantal risico's verbonden aan het beleggen in obligaties. Deze pagina wil je daar bewust van maken.
De belangrijkste risico's
Debiteurenrisico: Laag, matig tot hoog. Hangt af van de kwaliteit van de emittent, die wordt beoordeeld door de ratingbureau's. Hoe hoger de rating, hoe geringer het risico. Ratingbureaus geven evenwel een tijdsgebonden appreciatie over een onderneming en zijn niet onfeilbaar. Ratings kunnen tijdens de looptijd van een lening worden herzien, zowel opwaarts als neerwaarts. Achtergestelde leningen houden een groter risico in.
Liquiditeitsrisico: Hangt af van de grootte van de emissie, het bestaan en de werking van de secundaire markt voor het effect. De liquiditeit van de secundaire markt verschilt van munt tot munt, maar hangt ook af van de grootte van de emissie en van de kwaliteit van de debiteur. De liquiditeit van een euro-obligatie is niet noodzakelijk constant in de tijd. Een ratingverlaging (= hoger debiteurenrisico) kan de verhandelbaarheid van een euro-obligatie nadelig beïnvloeden.
Muntrisico: Geen voor de effecten in euro. Laag, matig tot hoog, afhankelijk van de muntontwikkeling ten opzichte van de euro. In principe is er een omgekeerde verhouding (vooral op lange termijn) tussen het rentepeil en de stabiliteit van de buitenlandse munt. Een munt met een rente die hoger ligt dan bij een andere munt, vertoont de neiging om in waarde te dalen ten opzichte van die andere munt.
Renterisico: Laag, voor obligaties met een looptijd < 3 jaar, matig voor obligaties met een looptijd tussen 3 en 5 jaar en hoog voor obligaties met een looptijd > 5 jaar. De prijs van een obligatie op de secundaire markt schommelt met de rentefluctuaties. Bij verkoop van de obligatie voor de eindvervaldag kan het gebeuren dat de belegger een minwaarde moet incasseren. Dat is het geval als de nominale rente van de obligatie lager ligt dan de marktrente voor effecten in dezelfde munt, van vergelijkbare kwaliteit en met dezelfde restlooptijd. In het omgekeerde geval realiseert de belegger een meerwaarde. Het renterisico neemt toe naarmate de restlooptijd van de obligatie langer is en de hoogte van de coupon lager. Het renterisico is dus zeer hoog bij zerobonds.